De snijmaïsoogst van dit jaar is weer (nagenoeg) klaar. Mede door de droogte van de voorbije jaren is er (helaas) de noodzaak op veel bedrijven om deze maïs direct na de oogst te gaan voeren.
De ervaringen hiermee zijn nochtans meestal minder goed. Hoe goed of slecht is natuurlijk afhankelijk van het voorgaande rantsoen. Maar wat is nu de reden waarom het initieel meestal niet goed loopt met de verse maïs, maar pas na enkele maanden?
Soms wordt er verwezen naar de suikers in de verse maïs die te snel vrijkomen en te overdadig voorkomen, maar dat is echter zelden een probleem. Omdat de suikers grotendeels zitten opgesloten in de cellen, moeten deze eerst kapot gemaakt worden in de pens voor de suikers vrijkomen. Bij heel kort hakselen en vermoezen van de maïs zal deze situatie wel sneller kunnen voorkomen.
Inkuilen van maïs
Een grotere oorzaak van het niet lopen van de verse maïs valt te verklaren door de afwezigheid van conservering. Tijdens de conservering (inkuilen) worden suikers en makkelijk afbreekbaar zetmeel omgezet in zuren (door de aanwezige bacteriën in de kuil). Hierdoor zakt de pH van de kuil van 7 bij het inkuilen naar ongeveer 4 (afhankelijk van het DS gehalte van de kuil). Naast het creëren van een hogere bewaarbaarheid, gebeuren er nog zaken in kuilen:
- De bestendigheid van het zetmeel daalt
- Er ontstaat een hogere verteerbaarheid van de celwanden (NDF)
Hieronder volgt een toelichting van deze 2 punten.
Bestendigheid van het zetmeel
Het zetmeel in snijmaïs bestaat allemaal kleine korreltjes, samengepakt in de complete maïskorrel. De eigenschap van deze korreltjes is dat ze een hele harde structuur hebben. Dit betekent dat ze heel moeilijk afbreken in de pens. Hierdoor zullen de voedingsstoffen in de maïskorrel heel langzaam vrijkomen voor de pensbacteriën. Een groot gedeelte van het zetmeel komt pas op darmniveau vrij, dit is het zogenaamde bestendig zetmeel. Bij vers ingekuild maïs is dit bestendig zetmeel ruim 30-35% van het totaal aanwezige zetmeel.
Tijdens het inkuilproces beginnen zuren langzaam in te werken op de zetmeelkorrels en hierdoor zal de bestendigheid dalen, waardoor het zetmeel makkelijker af te breken is in de pens en dus als voedingsstof kan dienen voor de pensflora.
Dit proces heeft na ongeveer 3 maanden inkuilen het grootste effect gehad, maar gaat ook hierna nog verder. Na ongeveer 6 maanden is de bestendigheid afgenomen tot 20-22%. Nagenoeg alle kuilen komen dan op hetzelfde niveau uit.
Hoogproductieve koeien kunnen bestendig zetmeel heel goed benutten, maar een overdaad heeft geen zin. Daarnaast moet eerst de pens volledig werken, voordat de darmen ingeschakeld gaan worden. Een koe blijft nu eenmaal een herkauwer.
De overmaat van bestendig zetmeel, met daarnaast de traagheid, het moeilijk fermenteren van het ‘gewone’ zetmeel, heeft een groot effect op het verterings- en fermenteringspatroon in de pens en darmen van de koe. Het resultaat is dan ook een meer vaste mest met veel korrelresten (onbenutte voederwaarde) waardoor de melkproductie onder druk komt te staan.
Vanaf de feestdagen (kerst / nieuwjaar) zien we een verandering, en gaat het voederen met maïs weer ‘lopen’.
Voorvertering van de celwanden (NDF)
Maïs is zeer energierijk op vlak van zetmeel, maar ook de celwanden en celinhoud hebben een duidelijke impact op het geheel. Het voornaamste kengetal in deze is de NDF verteerbaarheid.
De NDF is de optelling van al het vezelrijke materiaal. De verteerbaarheid hiervan is te onderzoeken. Bij goede voordroogkuilen zit deze boven 70%. Wanneer de verteerbaarheid lager is dan 70% is de kuil eigenlijk ongeschikt voor de melkkoeien. Bij snijmaïs ligt deze verteerbaarheid op een duidelijk lager niveau, grofweg tussen 45 en 55%.
De verteerbaarheid van maïs kan gelukkig wel verhoogd worden. Het proces van het inkuilen heeft namelijk ook invloed op de celwanden. Als een kuil langer in een zure omgeving zit, worden ook de celwanden geleidelijk aan makkelijker verteerbaar/fermenteerbaar voor de koe/pensflora. Dit afbraak effect verloopt sneller dan bij het zetmeel. Om het proces van inkuilen voldoende invloed te laten hebben, moet de maïs minstens 6 weken ingekuild zijn voordat u gaat voeren.
Impact op management
Bij het lezen van bovenstaande zult u misschien denken: deze informatie komt te laat, dat is mosterd na de maaltijd. Hier heb ik nu niets meer aan. Daarin hebt u gelijk, maar…
Als ondernemer moet u vooruit kijken en ook bijleren. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om nu vooruit te kijken naar volgend jaar, en de aanwezige mais verdelen tot het eindejaar van 2021. Dit zal waarschijnlijk zorgen een kleine verschuiving in het huidige rantsoen, wat natuurlijk wel moet kunnen met de totaal aanwezige voorraad. Een balans opstellen van het beschikbare stalvoer opstellen zal hiervoor cruciaal zijn.
Een bijkomende voorwaarde hierbij is dat de maïs voor het najaar van 2021 ook bereikbaar moet zijn om op dat moment te voeren. Als deze momenteel ‘gewoon’ in de sleufsilo zit, zal er dus een moment komen om een gedeelte over te kuilen.Deze overgekuilde mais moet minimaal 3 weken dicht zitten, omdat er anders heel makkelijk ongewenste broei in op gaat treden. Concreet betekent dit dus dat er uiterlijk midden in de zomer van 2021 een gedeelte van de maïs overgekuild moet worden naar een nieuwe kuil om te voeren in de periode tussen de oogst het eindejaar van 2021.
Voordeel hiervan is wel dat er een groot stuk voor in de kuil weggehaald wordt, waardoor er weer echte koude, verse mais gevoerd gaat worden. Voor de nog langere termijn is het zoeken naar een mogelijkheid om zoveel mais opslag te hebben (en deze ook in opslag te hebben), zodat er te allen tijde geconserveerde mais gevoerd kan worden.