Update standaard bemestingskosten 2023-2024
De bemestingskosten in 2023 waren opmerkelijk lager dan deze in 2022, daarom hebben we in Farmdesk de standaardkostprijzen voor de bemesting aangepast. Een kort overzicht.
Door de droge zomer zijn er een fors aantal maïspercelen dor en droog geoogst. Wanneer de maïsplant groen is, zitten er voldoende melkzuurbacteriën op de plant om door melkzuurvorming de pH voldoende te laten dalen en het inkuilproces te laten slagen. Bij een groot aantal verdroogde maïspercelen was het door deze dorheid een flinke kluif om de kuil goed geconserveerd te krijgen. In dit artikel meer informatie over de gevolgen van broei in de kuil en tips om met een broeigevoelige maïskuil om te gaan.
Hieronder ziet u een afbeelding van een snijmaïskuil uit Oost-Nederland, welke op 1 september in verband met verdroging en verdorring te vroeg is gewonnen. Let op de droge stof waarde en de waarden van het zetmeel.
Broei ontstaat op het moment dat gisten hun werk kunnen doen. Gisten werken in een aerobe omgeving. Dit houdt in dat er zuurstof nodig is om de gisten te activeren. De gisten zetten een proces van verbranding in gang, waarbij zowel suiker als zetmeel omgezet worden in CO2 en water, bij dit proces komt warmte vrij. De temperatuur kan daarbij oplopen tot boven de 50 graden Celsius! Theoretisch spreken we van een broeiende maïskuil bij een verschil tussen de maïskuil en de buitentemperatuur van meer dan 10 graden Celsius, echter bij een warme temperatuur rond inkuilen is dit niet altijd realistisch.
Microbiële processen in de kuil zijn onvermijdelijk, sterker nog, deze zijn nodig om de kuil optimaal te laten conserveren. Net als in de pens van de koe is het in de kuil ook van belang om de microben zo goed mogelijk te managen. Bij conservering van de maïskuil wensen we een maximale productie van zuren (bijvoorbeeld melkzuur gevormd door melkzuurbacteriën), dit zorgt voor een daling van de pH, waardoor de maïskuil stabiel wordt en organismen als endobacteriën, clostridia schimmels en gisten inactief raken. Tijdens deze processen raakt de kuil anaeroob.
Dat iets wat minder lekker is, zorgt dat u minder of misschien wel niets eet, dat is ons niet vreemd. Dit geldt ook voor onze melkkoeien. Opnameverlaging van het ruwvoer en de overige voeders in het basisrantsoen ligt op de loer. Sterker nog; een broeiende maïskuil kan in de voermengwagen, maar ook voor het voerhek ervoor zorgen dat andere producten ook gaan broeien, minder smakelijk worden en kwaliteitsverlies krijgen. Opnameverlies zorgt voor verlaging van melkproductie (1 kg droge stof minder opname geeft snel een verlies van 2 kg melk!). Het rantsoen, wat waarschijnlijk zorgvuldig doorgerekend is, raakt uit balans, u voert dus niet meer wat u denkt te voeren, waardoor de gezondheid van het melkvee onder druk komt te staan (koeien die minder van het basisrantsoen vreten en het rantsoen aangevuld krijgen met een brok die ze wel op willen nemen, kunnen bijvoorbeeld last van pensverzuring krijgen).
Dat de snijmaïs door broei verandert, is niet alleen fysiologisch zichtbaar, maar ook de nutritionele samenstelling wijzigt. We zien een daling van aan de energie gekoppelde nutriënten. De hoeveelheid zetmeel, de bestendigheid van het zetmeel en de VEM worden lager. Er vindt verbranding plaats en daar is energie voor nodig. Ook kan de pH van de maïs stijgen door afbraak van het door melkzuurbacteriën gevormde melkzuur. In de maïskuilen is het aanwezige eiwit over het algemeen bestendig, door broei krijgen rottingsbacteriën meer kans, waardoor het ammoniakgehalte van de kuil stijgt en de DVE in de kuil daalt.
Wanneer we een basisrantsoen optimaliseren met 4,5 kg droge stof uit snijmaïs, 8,5 kg droge stof uit de graskuil, aangevuld met bestendige soya (0,5 kg) en maïsmeel (1 kg), en het rantsoen aanvullen met 7 kg productiebrok, krijgen we een situatie waarin een koe 30,9 kg melk kan produceren vanuit energie en 29,8 kg melk vanuit DVE.
Ligt de opname van het ruwvoer echter een kg lager, dan krijgt u zonder correctie van het rantsoen een situatie waarin te zien is dat door broei de productie aan de energiekant daalt met ruim 2 kg melk en aan de eiwitkant met ruim 1 kg melk. Ook ziet u per kilogram melk de voerkosten stijgen (zie onderstaande afbeelding, in de linker situatie ziet u het rantsoen zonder broei in de maïskuil, in de rechter situatie het rantsoen met broei in de maïskuil).
Bovenstaande houdt geen rekening met bewaarverliezen ontstaan vanuit de broei van de maïskuil, en ook niet met de terugloop van de kwaliteit van de overige voeders. U ziet vaak dat er bij broei in de kuilen een gedeelte op de mesthoop verdwijnt, uiteraard is dat direct verlies!
We kunnen daarmee concluderen dat broei op veel bedrijven zonder correctie al snel een verlies geeft van meer dan 2 kg per koe per dag.
“De bedrijfseconomische gevolgen zijn eenvoudig te berekenen: voert u bijvoorbeeld een jaar lang een broeiende maiskuil en heeft u 100 melkkoeien aan de melk, dan kost je dit bij een melkprijs van 60 cent: € 21.900!”
Wanneer u een maïskuil heeft die door het dor oogsten en een hoog drogestof percentage gevoelig is voor broei, dan kunt u een aantal maatregelen nemen.